Link naar deze brouwerij geplaatst.
Ons favoriet Forester bier !
Wisten jullie dat het water voor het bier
uit de barrage Ry de Rome komt ?
zondag 20 december 2009
zaterdag 19 december 2009
De geelgerande oeverspin ( Dolomedes Fimbriatus )
De gerande oeverspin is een opvallend grote, vrij jagende spin.
De lichaamslengte van het mannetje is 15 – 22 mm,
het vrouwtje is groter.
De grondkleur is licht- of donkerbruin
en het dier is dicht fluwelig behaard.
Langs de flanken bevindt zich een witte tot gelige lengtestreep,
doch deze kan ook onduidelijk zijn of zelfs geheel ontbreken.
Op het achterlijf zit vaak een lichte vlek en een paar witte stippen.
Op de buikzijde bevinden zich 4 lichte lengtestrepen.
Hierdoor is hij te onderscheiden van de minder algemene
vlotspin die hier slechts twee strepen heeft.
De ogen staan in drie dwarse rijen: vooraan een rij met vier
kleine oogjes en daarachter twee paar grotere die een trapezium vormen.
Dit is breder dan lang en vormt een onderscheid
met de wolfspinnen die hetzelfde leefgebied hebben.
Meestal is dat aan oevers en vochtig grasland.
De soort gaat echter overal in aantal achteruit.
De gerande oeverspin kan vrij op het wateroppervlak lopen en ook duiken.
Bij rustig zonnig weer ligt het dier soms urenlang
doodstil op het water, loerend naar prooi.
Hij vangt daarbij dikkopjes en zelfs kleine visjes
die hij met zijn vergif in enkele seconden doodt.
Bij gevaar duikt de spin onmiddellijk onder.
Vanaf mei van het tweede levensjaar zijn de spinnen geslachtsrijp.
Dan vindt de paring plaats wat voor het mannetje
een vrij riskante onderneming is.
De man wacht met zijn amoureuze toenaderingen
tot het wijfje een prooi aan het leegzuigen is.
Een enkele keer gebeurt het dat het wijfje haar prooi
in de steek laat en haar toekomstige minnaar bovenaan het dagmenu plaatst.
Na de paring maakt het wijfje een blauwe eicocon
waarin zich enkele honderden eitjes bevinden.
De eicocon wordt onder het lichaam gedragen
en vastgehouden met de kaken.
Korte tijd voordat de eieren uitkomen wordt de eicocon tussen bladeren
en stengels opgehangen in een tent van los en slordig spinsel.
Het vrouwtje blijft deze gesponnen broedkamer echter bewaken
tot de jongen zijn uitgekomen en voorgoed uitzwerven.
Als de jongen uit hun kraamtent komen, zoeken ze
een hogere en drogere woonomgeving, zoals bosjes en bomen.
De lichaamslengte van het mannetje is 15 – 22 mm,
het vrouwtje is groter.
De grondkleur is licht- of donkerbruin
en het dier is dicht fluwelig behaard.
Langs de flanken bevindt zich een witte tot gelige lengtestreep,
doch deze kan ook onduidelijk zijn of zelfs geheel ontbreken.
Op het achterlijf zit vaak een lichte vlek en een paar witte stippen.
Op de buikzijde bevinden zich 4 lichte lengtestrepen.
Hierdoor is hij te onderscheiden van de minder algemene
vlotspin die hier slechts twee strepen heeft.
De ogen staan in drie dwarse rijen: vooraan een rij met vier
kleine oogjes en daarachter twee paar grotere die een trapezium vormen.
Dit is breder dan lang en vormt een onderscheid
met de wolfspinnen die hetzelfde leefgebied hebben.
Meestal is dat aan oevers en vochtig grasland.
De soort gaat echter overal in aantal achteruit.
De gerande oeverspin kan vrij op het wateroppervlak lopen en ook duiken.
Bij rustig zonnig weer ligt het dier soms urenlang
doodstil op het water, loerend naar prooi.
Hij vangt daarbij dikkopjes en zelfs kleine visjes
die hij met zijn vergif in enkele seconden doodt.
Bij gevaar duikt de spin onmiddellijk onder.
Vanaf mei van het tweede levensjaar zijn de spinnen geslachtsrijp.
Dan vindt de paring plaats wat voor het mannetje
een vrij riskante onderneming is.
De man wacht met zijn amoureuze toenaderingen
tot het wijfje een prooi aan het leegzuigen is.
Een enkele keer gebeurt het dat het wijfje haar prooi
in de steek laat en haar toekomstige minnaar bovenaan het dagmenu plaatst.
Na de paring maakt het wijfje een blauwe eicocon
waarin zich enkele honderden eitjes bevinden.
De eicocon wordt onder het lichaam gedragen
en vastgehouden met de kaken.
Korte tijd voordat de eieren uitkomen wordt de eicocon tussen bladeren
en stengels opgehangen in een tent van los en slordig spinsel.
Het vrouwtje blijft deze gesponnen broedkamer echter bewaken
tot de jongen zijn uitgekomen en voorgoed uitzwerven.
Als de jongen uit hun kraamtent komen, zoeken ze
een hogere en drogere woonomgeving, zoals bosjes en bomen.
vrijdag 18 december 2009
Link naar een Bizonranch in de Ardennen geplaatst
La Ferme des Bisons nodigt u uit voor een kennismaking met deze legendarische dieren in een recreatieve en educatieve omgeving.
Het Indiaans Festival, rondritten in een huifkar, een tentoonstelling over het leven van de Indianen, degustatie van bizongerechten,... deze toeristische infrastructuur laat u nieuwe horizonten verkennen.
La Ferme des Bisons ligt middenin de Ardennen, in de buurt van Bastenaken.
Het Indiaans Festival, rondritten in een huifkar, een tentoonstelling over het leven van de Indianen, degustatie van bizongerechten,... deze toeristische infrastructuur laat u nieuwe horizonten verkennen.
La Ferme des Bisons ligt middenin de Ardennen, in de buurt van Bastenaken.
De geelgerande oeverspin
Dit is de spin die je ziet in ons Forest logo.
Het logo vind je verder in deze blog.
Er volgt een artikel en link(s)over deze spin binnenkort.
Het logo vind je verder in deze blog.
Er volgt een artikel en link(s)over deze spin binnenkort.
woensdag 9 december 2009
dinsdag 8 december 2009
Hoe looi je huiden
Het looien van huiden
Het prepareren van huiden van groter wild, zoals reeën, varkens en ook vossen kan men heel goed zelf doen. Vaak gebeurd er niets met de huid van een geschoten bok en wordt die aan de vuilnisman meegegeven. Dat is eigenlijk jammer: een goed geprepareerde huid is een fraaie wandversiering.
In tegenstelling van het bont van zoogdieren is het zomervel van een ree veel beter houdbaar dan de winterhuid. De winterdos geeft vrijwel altijd haaruitval. Waardevolle en zeldzame huiden, behoren door een geschoolde preparateur te worden gelooid. Ook het vervaardigen van leer en zeemleer, kan men beter aan de vakman overlaten.
De juiste behandeling van de huid begint bij het afstropen: hoe vroeger, hoe beter de kwaliteit. Rotting begint reeds na enige uren afhankelijk van de buitentemperatuur en vooral bij wild, dat niet onmiddellijk na de dood ontweid is (nazoek). Bovendien komt daar nog bij, dat het afdoen van de huid in warme toestand van het wild veel gemakkelijker is en vooral bij het reewild, maar ook bij de vos met de vingers en een schone doek kan geschieden. Varkens moeten echter scherp worden ontdaan van hun vel, daarvan moet men de huid grotendeels lossnijden. Van veel belang is het, zeker als men een skinner gebruikt, dat er geen vlees of vetresten aan de huid achter blijven.
Voor de eerste conservering staan ons drie methoden ten dienste: drogen, diepvriezen, of zouten. De meeste eenvoudige methode is het drogen aan de lucht op een koele, luchtige plaats nooit in de zon. Bij het drogen treedt een chemisch proces in het bindweefsel op, waardoor de vezels krimpen. Het is dan ook noodzakelijk de huid uit te spannen, met de vleeszijde naar buiten gekeerd. De huiden van vossen en klein roofwild worden veelal op een houten rek gespannen. Of op de schuurdeur getimmerd. Bij het diepvriezen mag de huid niet te veel uitdrogen en daarom stopt men die in een plasticzak.
Zeer grote huiden (eland, beer) en huiden die veel vet bevatten, worden gezouten met gewoon keukenzout. Bij de eerste behandeling mag men geen aluin gebruiken daar dat de verdere behandeling bemoeilijkt. Gezouten huiden moeten zo snel mogelijk gelooid worden, daar zout slechts een geringe bescherming biedt tegen rotting.
Hoewel er veel looimiddelen en methoden bekend zijn, gaat het meestal om methodieken die niet alleen een grote ervaring vereisen, maar ook speciale apparatuur, machines etc.
Een simpele methode, die doeltreffend ook door een leek is toe te passen en waarmee ik zelf goede ervaring heb opgedaan, volgt hieronder:
Men heeft nodig: 2 kg zout, 500 gram mierenzuur en 800gram Aluin. Met deze hoeveelheid kan men vier reehuiden looien. De gedroogde huid wordt 24 uur geweekt in 20 liter water met 500 gram keukenzout. Nadat de huid grondig is uitgespoeld, wordt deze op een plank gespannen en met een stomp mes zorgvuldig van vleesresten en vellen ontdaan. Deze handeling vereist de meeste moeite van het procédé. Gebruik vooral een stomp mes, daar men anders zeker de huid beschadigd. Dan gaat de huid 48 uur in 30 liter water met 1,5, kg keukenzout en het mierenzuur. Na 48 uur wordt de aluin toegevoegd. Daar aluin moeilijk oplost, verdient het aanbeveling de huid uit het bad te nemen, en de aluin goed aan de vleeszijde in te wrijven. Men laat de huid nu 4 dagen in het bad, af en toe eens goed omroeren met een stok. Na vier dagen laat men het vel goed uitdruppen en spant het dan uit op een houten schot. Al naar de gewenste vorm de randen goed met kopspijkers vastzetten. De vleeszijde naar buiten. Het drogen moet zo langzaam mogelijk geschieden. Bij voorkeur stelt men de huid horizontaal weg in een geventileerde ruimte (koel): de looistoffen moeten in de huid kunnen opdrogen. Dit bevordert de houdbaarheid. De periode van droging duurt 1 á 2 weken. Is de huid door en door droog, dan wordt de gladde binnenzijde opgeruwd met schuurpapier, eerst een grove korrel en daarna een fijne korrel. Men verwijdert op deze manier nog wat achter gebleven vliezen en de leerzijde ziet er fraai uit. Is de leerkant grondig afgeschuurd, dan snijdt men met een scherp mes de randen er af. Om het vel zacht te maken (een varkensvel blijft stug) rolt men het op, stopt het 24 uur in de diepvries en trekt het dan heen en weer over de rand van de stoel of een plank. Maar is de huid bedoeld als wandversiering, dan is dat laatste overbodig. Netjes uitborstelen en u heeft een goed geprepareerde reeënhuid.
De pootjes kunnen gebruikt worden om kapstokken of geweerrekken van te maken. Daartoe is het niet nodig het bot en peesgedeelte te verwijderen. Een preparateur adviseerde mij eens, de pootjes met het tegengewicht rechthoekig gebogen, 14 dagen in de brandspiritus te stoppen. Brandspiritus is pure methylalcohol en dit conserveert de pootjes afdoende. Na dit bad laten drogen in de zon. De eenmaal gegeven stand van de tenen blijft gefixeerd en men kan ze naar believen inkorten en bevestigen op een daartoe geschikte plank.
Het prepareren van huiden van groter wild, zoals reeën, varkens en ook vossen kan men heel goed zelf doen. Vaak gebeurd er niets met de huid van een geschoten bok en wordt die aan de vuilnisman meegegeven. Dat is eigenlijk jammer: een goed geprepareerde huid is een fraaie wandversiering.
In tegenstelling van het bont van zoogdieren is het zomervel van een ree veel beter houdbaar dan de winterhuid. De winterdos geeft vrijwel altijd haaruitval. Waardevolle en zeldzame huiden, behoren door een geschoolde preparateur te worden gelooid. Ook het vervaardigen van leer en zeemleer, kan men beter aan de vakman overlaten.
De juiste behandeling van de huid begint bij het afstropen: hoe vroeger, hoe beter de kwaliteit. Rotting begint reeds na enige uren afhankelijk van de buitentemperatuur en vooral bij wild, dat niet onmiddellijk na de dood ontweid is (nazoek). Bovendien komt daar nog bij, dat het afdoen van de huid in warme toestand van het wild veel gemakkelijker is en vooral bij het reewild, maar ook bij de vos met de vingers en een schone doek kan geschieden. Varkens moeten echter scherp worden ontdaan van hun vel, daarvan moet men de huid grotendeels lossnijden. Van veel belang is het, zeker als men een skinner gebruikt, dat er geen vlees of vetresten aan de huid achter blijven.
Voor de eerste conservering staan ons drie methoden ten dienste: drogen, diepvriezen, of zouten. De meeste eenvoudige methode is het drogen aan de lucht op een koele, luchtige plaats nooit in de zon. Bij het drogen treedt een chemisch proces in het bindweefsel op, waardoor de vezels krimpen. Het is dan ook noodzakelijk de huid uit te spannen, met de vleeszijde naar buiten gekeerd. De huiden van vossen en klein roofwild worden veelal op een houten rek gespannen. Of op de schuurdeur getimmerd. Bij het diepvriezen mag de huid niet te veel uitdrogen en daarom stopt men die in een plasticzak.
Zeer grote huiden (eland, beer) en huiden die veel vet bevatten, worden gezouten met gewoon keukenzout. Bij de eerste behandeling mag men geen aluin gebruiken daar dat de verdere behandeling bemoeilijkt. Gezouten huiden moeten zo snel mogelijk gelooid worden, daar zout slechts een geringe bescherming biedt tegen rotting.
Hoewel er veel looimiddelen en methoden bekend zijn, gaat het meestal om methodieken die niet alleen een grote ervaring vereisen, maar ook speciale apparatuur, machines etc.
Een simpele methode, die doeltreffend ook door een leek is toe te passen en waarmee ik zelf goede ervaring heb opgedaan, volgt hieronder:
Men heeft nodig: 2 kg zout, 500 gram mierenzuur en 800gram Aluin. Met deze hoeveelheid kan men vier reehuiden looien. De gedroogde huid wordt 24 uur geweekt in 20 liter water met 500 gram keukenzout. Nadat de huid grondig is uitgespoeld, wordt deze op een plank gespannen en met een stomp mes zorgvuldig van vleesresten en vellen ontdaan. Deze handeling vereist de meeste moeite van het procédé. Gebruik vooral een stomp mes, daar men anders zeker de huid beschadigd. Dan gaat de huid 48 uur in 30 liter water met 1,5, kg keukenzout en het mierenzuur. Na 48 uur wordt de aluin toegevoegd. Daar aluin moeilijk oplost, verdient het aanbeveling de huid uit het bad te nemen, en de aluin goed aan de vleeszijde in te wrijven. Men laat de huid nu 4 dagen in het bad, af en toe eens goed omroeren met een stok. Na vier dagen laat men het vel goed uitdruppen en spant het dan uit op een houten schot. Al naar de gewenste vorm de randen goed met kopspijkers vastzetten. De vleeszijde naar buiten. Het drogen moet zo langzaam mogelijk geschieden. Bij voorkeur stelt men de huid horizontaal weg in een geventileerde ruimte (koel): de looistoffen moeten in de huid kunnen opdrogen. Dit bevordert de houdbaarheid. De periode van droging duurt 1 á 2 weken. Is de huid door en door droog, dan wordt de gladde binnenzijde opgeruwd met schuurpapier, eerst een grove korrel en daarna een fijne korrel. Men verwijdert op deze manier nog wat achter gebleven vliezen en de leerzijde ziet er fraai uit. Is de leerkant grondig afgeschuurd, dan snijdt men met een scherp mes de randen er af. Om het vel zacht te maken (een varkensvel blijft stug) rolt men het op, stopt het 24 uur in de diepvries en trekt het dan heen en weer over de rand van de stoel of een plank. Maar is de huid bedoeld als wandversiering, dan is dat laatste overbodig. Netjes uitborstelen en u heeft een goed geprepareerde reeënhuid.
De pootjes kunnen gebruikt worden om kapstokken of geweerrekken van te maken. Daartoe is het niet nodig het bot en peesgedeelte te verwijderen. Een preparateur adviseerde mij eens, de pootjes met het tegengewicht rechthoekig gebogen, 14 dagen in de brandspiritus te stoppen. Brandspiritus is pure methylalcohol en dit conserveert de pootjes afdoende. Na dit bad laten drogen in de zon. De eenmaal gegeven stand van de tenen blijft gefixeerd en men kan ze naar believen inkorten en bevestigen op een daartoe geschikte plank.
Abonneren op:
Posts (Atom)